Een pad vol metaforen
Ik kan me niet heugen wanneer de laatste dag vrij van werk
was.
De afgelopen 9 dagen heb ik totaal 77 uur gewerkt! Ik lijk wel gek!
Na een bijzondere ervaring gisteren, waarover ik een
volgende keer vertel, heb ik vandaag vrij.
Een hele dag vrij.
Ik slaap uit en voordat ik start met administratieve verplichtingen trek
ik mijn wandelschoenen aan en ga eindelijk weer eens het eiland op.
Vanuit mijn huis loop ik langs de haven het groene strand op. Het is vloed, dus
er is weinig zand. Ik loop door het slib naar de duinenpartij rechts van me en
zie de vele wandelaars, die dezelfde richting oplopen als ik.
Ik heb er behoefte aan om niemand te zien, want deze week heb ik veel verdriet
gehad en ik voel dat er nog meer uit moet.
Joskaatje. Ik mis haar.
Ik mis haar knokige handen, haar zijn om me heen en mijn handen door haar haar.
Ik wil dit niet meemaken. Ik wil mijn meisje terug.
Al mijn intenties om het haar te gunnen, om te weten dat ze zelf haar rust
heeft opgezocht en heeft gevonden vallen deze week totaal in het niet.
IK. WIL. DIT. NIET.
Ik wil het niet met een foto moeten doen. Ook al ben ik heel
blij dat deze inmiddels door een vriendin in Schiedam is opgepikt en nu pronkt
op mijn kamertje hier: de grote poster van Joska met haar paardje. Het is
precies zoals ik Joska zie. Dit is zij.
Gek genoeg geeneens 16. Hier is ze 14 en we waren gedrieën een paar dagen op
vakantie op de Drunense Heide: Joska, Bailey en ik. Trots dat ik was dat ik
voor het eerst met een paardentrailer reed. Joska belerend naast me dat ik niet
zo hard mocht rijden, terwijl ik al zo rustig reed.
Een prachtige herinnering aan een tijd waar ik haar nog probeerde te overtuigen
dat dingen wél konden. Wanneer je zo graag eens over die duinen daar wilt
rijden en een paar dagen met Bailey op vakantie wilt dan gaan we dat toch
gewoon doen? Niet alles is altijd mogelijk, maar zo ontzettend veel wel. We
huurden een sterke auto en een paardentrailer en gingen.
Die foto hangt groots in mijn kamertje op Terschelling.
Die foto miste ik hier en nu zie ik haar weer elke dag.
Door een duidelijke oorzaak die ik meemaakte deze week wil
ik het niet met deze foto moeten doen.
Ik wil haar vasthouden. ECHT vasthouden. Niet in mijn beléving vasthouden.
Het moment dat ik op 5 augustus 2018 tegen middernacht, na de lange autorit
vanuit Spanje haar handen eindelijk kon pakken, haar haar kon aaien, haar
gezicht kon strelen, haar hele lijfje kon betasten.
De momenten in die week dat ze opgebaard lag in mijn huiskamer pakte ik zo
vaak haar handen vast. Die ranke lange vingers voel ik nog altijd in mijn
handpalmen.
Ik ben zo bang dat ik dat ooit kwijt raak. Dat ik niet meer zal weten hoe ze
voelde.
Er zijn al spulletjes weg gedaan, haar jasje draag ik nog altijd, maar ook die
zal op een gegeven moment ‘op’ zijn. Ik ben zo bang dat er op een gegeven
moment niets tastbaars of ontastbaars overblijft.
Waar ben je nou toch liefie?!
Kom nou gewoon terug!
Het is lang geleden dat de pijn zo hardnekkig om aandacht
bleef vragen. Keer op keer schokt mijn hele lijf door de tranen die door me heen
stromen. Kom ik niet uit de woorden die ik wil zeggen, wil roepen, tegen mijn
vriendin, mijn vriend en mijn broer, die ik bel. Ik weet dat er veel mensen
meeleven, ik weet dat ik bij veel mensen terecht kan, maar toch moet ik alleen
door deze momenten heen.
Dit keer kon ik niet anders dan toch de telefoon oppakken. Het moest er uít.
Net als wat ik voel wanneer ik hier loop.
Ik voel dat er nog wat uit moet.
Er lopen mensen dezelfde richting op als ik.
Stoppen, kijken rond en gaan weer verder.
Ik haal ze langzaam maar zeker in door mijn ferme stappen.
Gelukkig zie ik een paadje dat afslaat en volg deze.
Het leidt naar een pad waarlangs aan de rechterkant een draad gespannen is.
Metaforen dringen zich aan me op en mijn hart glimlacht om het terrein dat
afgesloten is.
Daar is Joska. Niet bij te komen, maar wel dichtbij.
Links van me zie ik de open heide en denk aan alle mensen die naast me staan.
Ik probeer bij hun liefde te komen, maar kijk naar rechts.
Daar wil ik zijn.
Vaak krijg ik lieve berichtjes op onverwachte momenten, soms van onverwachte
personen en het doet me goed te weten dat men aan mij en aan Joska denkt.
Maar nu loop ik hier. Het pad waarop ik loop is voor één persoon.
Ik loop dit pad alleen.
Alleen met mijn wanhoop.
Ik loop het terrein langs met de wind in mijn haren en in mijn
gezicht en voel de stormen binnen in me woeden. Waar ben je nou toch? Kom nou
gewoon.
Nooit meer.
Nooit meer…
Hoe is het mogelijk?
Het afgesloten terrein buigt af naar rechts en ik besluit
links te gaan, af van het pad door de hoge rietstengels dwars naar zee.
De rietstengels zijn hoger dan ik, de grond is dieper dan ik. Mijn voeten
zakken weg in de drassige ondergrond en ik baan me een weg. Met natte voeten
stap ik door de struiken. De doornen steken door mijn broek. De weg doet pijn. Geen
pad meer volgend, maar dwars erdoorheen. Ik raak verstrikt tussen de struiken
en moet moeite doen eruit te komen.
Kutzooi.
Maar door.
Daarboven op die duin wil ik pauze nemen met mijn blik naar de zee. De zee die
oneindig is.
De zee die er altijd is.
En altijd zal zijn.
De pauze is kort, want mijn onrust groot en ik sta weer op om
verder te banjeren door de natuur.
Natte voeten heb ik al dus ik loop dwars door het slik daar waar geen weg is.
De drogere delen leiden mij tot ver het lobbige groene strand op tot ik echt
niet meer verder kan en terug moet.
Ik wil nooit terug.
Ik wil altijd verder.
Maar dit keer moet ik terug.
Terug naar een pad dat duidelijk is.
Het leven gaat gewoon door, dus telkens stap je weer op een
pad dat duidelijk is en volg je deze als je even niet verward wilt zijn in
struikenbossen. Hoe flexibel is een mens toch eigenlijk?
Mijn onrust groeit, mijn wanhoop stijgt, de tranen komen.
Ik schreeuw om Joska en schrik van mijn stem in de stilte van deze natuur.
Maar omdat mijn keel zich dichtgeknepen voelt omdat ik mijn stem nooit gebruik
op dit soort momenten laat ik toe dat mijn vragen aan Joska daadwerkelijk mijn
mond verlaten.
‘Waar ben je toch?’
‘Waarom ben je niet hier?’
‘Kom nou gewoon even achter die duin vandaan en laten we dan samen lopen
alsjeblieft.’
Ik vloek zowat nooit, maar ook dat laat ik gebeuren nu.
Ik ben boos.
Niet op Joska. Dat heb ik nooit gehad.
Wel om alles.
‘Je hebt gezegd dat we je altijd konden roepen. Nou! Laat je
zien dan!
Nee, niet met een teken. Ik wil helemaal niet steeds tekenen zien. Ik wil je écht
zien!’
De zon breekt door en verwarmt mijn rug.
Ik geef me heel even over aan mijn geloof dat dit niet voor niets gebeurt en wentel
me in de omhelzing van de zon.
Hoewel ik erin geloof dat sommige dingen onverklaarbaar waar kunnen zijn, blijf
ik daar ook altijd op een bepaalde manier sceptisch tegenover staan. Op dit
moment voel ik mijn innerlijke strijd tussen het geloof in de tekenen die de
natuur mij geeft en mijn hartverscheurende wil om alleen maar mijn meisje terug
te willen.
Mijn meisje.
Mijn meisje…
Ik weet even niets meer en loop door.
Stevig door.
Tranen komen, boosheid komt, schokkende pijn komt.
Ik laat uit.
IK. WIL. DIT. ECHT. NIET.
Anderhalf uur later ben ik op de terugweg en zie ik het
afgesloten terrein van Joska.
Ja hoor, daar is ze weer.
Dit is haar terrein.
En deze wandeling begon en eindigt bij haar.
Ik ga zitten en laat de glimlach van het leven toch maar weer toe.
Het blijft toch iets bijzonders.
Ik pak Joska vast, leg haar hoofdje tegen mijn borst, wieg haar zachtjes en streel haar handen. Ik adem een paar keer goed in en uit, laat liefde stromen en sta op met iets meer rust in mijn buik.
Na een paar stappen zie ik de paardjes staan en ik moet hartelijk lachen.
Natúúrlijk! Paardjes!
Joska staat bij paardjes.
Nu is het helemáál haar terrein.
Dit vindt ze fijn.
Weer blijf ik staan kijken en stuur ik dat wat ik zie naar mijn buik.
Ik zál het hiermee moeten doen.
De dagen die volgen blijven vol verdriet, pijn en wanhoop en ik weet echt niet
waar ik het moet zoeken af en toe.
Ik zal dit moeten integreren in mijn nieuwe bestaan. Mijn nieuwe bestaan als een moeder, die haar kind verloren heeft. Het gaat niet om verwerken. Dan is het
alsof het een keer ‘over’ is. Dit gaat waarschijnlijk nooit over.
Ik ben blij dat ik open sta voor het ongrijpbare bestaan van tekenen en daar mijn
wanhoop af en toe een richting mee kan
geven, maar deze rauwheid is momenteel sterker en zal net zo goed om aandacht
blijven vragen.
De laatste stappen het gebied uit loop ik langs Joska haar
terrein op een pad waar je met zijn tweeën kan lopen.
In gedachten pak ik de
hand van mijn vriend.
Mijn rechterhand in zijn linkerhand.
Er zijn dingen, die er gewoon als vaststaand gegeven zijn.
Echt zijn.
Lieve Anuschka,
BeantwoordenVerwijderenDe herinneringen aan Joska zullen altijd bij je zijn. Je bent ermee verbonden, in liefde en verdriet. Zij is in jou en jij in haar.
Wat een ontroerend rauw verhaal, hoe je dat vertaalt
Veel kracht toegewenst!
Dikke knuffel,
Lilian