Retourtje Terschelling
Na 7 weken Terschelling met de intentie ‘Ik zie wel hoe lang dit avontuur duurt’,
ging ik eind september vijf dagen terug ‘aan wal’.
Met nieuwsgierigheid hoe het zou zijn om weer terug te zijn en wat dat zou doen
met mijn avontuur.
En hier zit ik weer in de duinen van Terschelling.
Het waren vijf fijne dagen, maar het is duidelijk dat ik weer terug ga.
En ja, met meer vrijheid in mijn hoofd dan voorheen.
Ik ga terug voor onbepaalde tijd.
Het is zondagochtend, de wekker heeft mij eindelijk eens niet gewekt en ik
snoezel nog lekker even door. De zin om te luieren is bij mij altijd gevaarlijk
aanwezig, maar ik herinner mezelf aan mijn voornemen om meer te gaan wandelen en
met lichte tegenzin trek ik mijn stappertjes aan. De 2 uur die ik heb tussen nu
en de werkafspraken dien ik actief in te vullen.
Gelukkig is het droog.
Ik loop door de duinen van Oosterend en laat de week op het vasteland door me
heen glijden. Ik denk niet teveel na over wat ik allemaal heb mee gemaakt en
wat voor consequenties dat heeft, maar laat gevoelens tot me komen.
Ik voel mijn hart.
Hij staat open.
Dat is fijn.
Ik kijk om me heen en zie overal duinen en heide.
Ik kijk naar beneden en zie de paadjes waarop ik stap.
Hoe verder weg je gaat hoe beter je moet opletten hoe het paadje gaat.
Een paar weken terug lette ik niet echt op en nam ik een pad, dat uiteindelijk
nergens toe leidde.
De Brandaris, die in de verte hoog boven het duin uit-torende en waarop ik me inmiddels
dan maar had gericht zag ik ineens niet meer.
Ik raakte verstrikt in een bos met struiken en dorens en zag alleen maar takken
om me heen.
Eromheen dan maar, maar ook daar was de duin hoger dan de Brandaris in de
verte.
Verdwalen op een eiland kan natuurlijk niet, maar wanneer de werkgever roept en
je had juist die dag besloten om zonder telefoon en dus zonder tijd om je heen de
uren te vullen met een flinke wandeltocht wordt een zoektocht naar die mooie
stevige standvastige richtinggevende Brandaris wel een dingetje…
Vandaag heb ik maar 2 uurtjes en die ga ik mét telefoon en zonder dwalen in.
Bijna alle natuur op Terschelling is vrij toegankelijk, wat
betekent dat je zomaar overal mag lopen.
Dat voelt enorm mooi en vrij, maar in de praktijk merk ik dat ik het best
lastig vind om zomaar door die prachtige onbestapte heide en helmgras te
banjeren, dus ik volg toch maar een paadje van een voorganger.
Ik merk op dat de paadjes mij een verhaal vertellen.
Het grote zanderige veld waarvandaan iedereen start waaiert zich uit. Elk paadje
een eigen richting, elk paadje een eigen breedte.
Recht of kronkelig, afgebakend met paaltjes of door een enkeling plat gelopen
heide.
Paadjes waar je vrijuit kunt rennen versmallen zich tot paadjes waar je twee
aan twee kunt lopen. Eerst nog met de handen vast, maar later moeten die handen
los en nog weer later kan het niet anders dan dat je achter elkaar aan loopt.
Ik loop op een paadje dat bijna onzichtbaar is en moet opletten dat ik mijn
voeten goed voor elkaar zet, want de uitgesleten ondergrond zorgt voor een
randje waarover je struikelen kan.
Ik ben blij dat ik het volgende paadje iets meer zelf mag maken en besef dat
dat is wat er gebeurt in het leven: je maakt en bewandelt het pad zelf.
Een ieder heeft de keuze de aangelegde paden te bewandelen, de vooraf gelopen
paden of de paadjes zelf te maken. Welke weg je ook kiest: elk pad is goed,
zolang het maar jouw pad is.
Soms rennend over de brede en duidelijke wegen, soms hand in hand met zijn
tweeën, soms alleen.
Soms duidelijk zichtbaar waarheen een pad leidt, soms zoekend naar… ja naar wat
eigenlijk?
Toen, op zoek naar de Brandaris, vastgelopen in de struiken baande ik mijn weg,
doornen sneden in mijn enkels, de metaforen van het leven kwamen tot me en
hoewel de tijd begon te dringen glimlachte ik binnen mezelf.
Nu loop ik in Oosterend en kijk op mijn klok hoe laat het
is.
Ik heb nog even en ben bijna bij mijn startpunt.
Ik kijk om me heen en zie een steile duin.
Door naar boven wil ik. Daar wil ik zitten. Daar wil ik zijn.
Een paar minuten later plof ik hijgend neer en kijk in het rond.
In de verte rechts van me zie ik de Waddenzee en links de Noordzee. Wat een
prachtig punt is dit, zeg!
Ik neem de tijd om te inhaleren waar ik zit en wat ik zie en mijn oog valt op de 5 ruiters die te paard aankomen. Ze verdwijnen telkens voor een paar momenten
achter het landschap en duiken dan weer iets dichter bij me op.
Ik denk aan Joska.
Ze zou dit moeten zien. Ze zou dit moeten mee beleven.
Verdriet steekt in mijn hart. Mijn buik draait zich om.
Ik relativeer het weg met de gedachte dat zij dit nooit zo zou kunnen ervaren
als ik dat doe.
Dat ze heus van boven meekijkt.
Dat zij haar rust heeft en dat ik haar dat gun.
Ik voel de liefde stromen.
Mooi toch?
Ik spreek mezelf toe.
Dít is inderdaad wat ik doe. Ik maak iets mooi van wat schrijnend pijn doet.
Er gaat een laag van warmte, liefde en dankbaarheid over die ongelofelijke pijn
heen.
Natúúrlijk ben ik blij dat ik dat kan, maar ik verzacht daarmee altijd maar
weer mijn eigen verdriet.
En dat zou ik niet meer doen.
Ik zou erkennen.
Ik adem een paar keer diep in en uit en ga bewust naar de pijn.
Ik huil diepe tranen en roep om Joska.
Kon je maar even naast me zitten, liefie. Dan legde ik mijn arm om je heen, jij legde je hoofd op mijn schouder, we keken samen naar de paardjes, ik zou door je haar kroelen en alles zou goed zijn. Gewoon goed.
De zon breekt door de wolken en ik kan het niet nalaten te
glimlachen om het teken dat ik van Joska krijg. Ik weet het meisje. Je bent er
heus gewoon.
Of je nou daarboven zit of in mijn hart en ziel. Je bent er gewoon.
Stom kind. Klotezooi!
...
De klok geeft aan dat ik moet gaan.
Deze week ga ik een werkweek van over de 60 uur tegemoet.
De weken erna zullen gevuld zijn met ook wel ruim 40 uur met de verschillende
baantjes bij de Hema, bij de afwas, bij Ieders Plak als gastvrouw en in de
horeca, met danslesjes en met massages. Het is wat overdreven veel, dus na de
herfstvakantie zal ik keuzes moeten maken om deze wandelingen tot een patroon te
doen omsmelten, maar ik heb na mijn bezoek thuis gemerkt: ik heb geen haast. Ik
blijf voorlopig hier.
Ik sta op, veeg de tranen van mijn gezicht, sla het zand van mijn broek, laat
de voorgebaande paadjes voor wat ze zijn en banjer gewoon dwars door het zand
van Terschelling.
Mijn pad.
Hoe lang ie ook duurt.
Waarheen hij me ook brengt.
Reacties
Een reactie posten